Rechtskarakter
Aanwijzing in de zin van artikel Vl. 26 Staatsregeling Aruba, artikel 14 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 3 en 4 van de Landsverordening op het Openbaar Ministerie en artikel 8 van de Landsverordening politie.
Afzender procureur-generaal van Aruba
Adressaat
- Hoofdofficier van justitie van Aruba
- Korpschef politie Aruba
- Commandant der Koninklijke Marechaussee
- Diensthoofden (overige) opsporingsinstanties op Aruba
- President van het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint
Eustatius en Saba
- Orde van Advicaten
- Directeur van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming
- Directeur Voogdijraad Directeur Sociale Zaken
- Veiligheidshuis Aruba
- Bureau Slachtofferhulp
- Fundacion Hende Muher den Dificultad Bureau Sostenemi
Registratienummer
2022/ 08 b53
Datum inwerkingtreding
1 februari 2022
Achtergrond
Relationeel geweld komt op Aruba op grote schaal voor. Het is een sociaal probleem. Herhaaldelijk wordt de samenleving geschokt door gevallen van relationeel geweld met (ernstig) strafbare feiten. De oplossing van dit probleem vraagt om een multidisciplinaire en lange termijn aanpak. Bij deze aanpak spelen veel instanties een rol, zowel bij het voorkomen van relationeel geweld als de repressie ervan. Het strafrecht is in deze aanpak het ‘ultimum remedium’. Door de Aanwijzing Relationeel Geweld draagt het Openbaar Ministerie (OM) bij aan de aanpak van relationeel geweld. Het signaal dat het OM wil afgeven, is dat relationeel geweld moet worden gestopt en bestraft.
De Aanwijzing moet een eenduidig strafvorderingsbeleid en een effectiever en efficiënter optreden van politie en OM bevorderen in reactie op relationeel geweld. De Aanwijzing Relationeel Geweld moet tevens bijdragen aan:
het onderkennen van relationeel geweld; het acuut (doen) stoppen van (de dreiging van) relationeel geweld; het voorkomen van recidive door middel van gerichte interventies; het herstellen van de geschonden rechtsnorm; het vergroten van de aangiftebereidheid van slachtoffers; het waarborgen van de veiligheid van het slachtoffer, in het bijzonder van minderjarige slachtoffers; het waarborgen van de veiligheid van kinderen als getuige van relationeel geweld.
De Aanwijzing stelt regels voor de opsporing en vervolging en formuleert de randvoorwaarden voor de invulling van lokale samenwerking tussen politie, OM, de Stichting Reclassering & Jeugdbescherming en partners uit de sociale/zorgsector. Elke instantie opereert van uit haar eigen verantwoordelijkheid. Door een multidisciplinaire aanpak in de zorg- en strafketen moet relationeel geweld worden voorkomen en dat daders in herhaling vervallen. De complexe casuïstiek van relationeel geweld wordt in het Veiligheidshuis besproken en aangepakt.
Wat is relationeel geweld?
Met de term “relationeel geweld” wordt duidelijk gemaakt dat het geweld niet alleen plaatsvindt binnen een huis. Het gaat namelijk om geweld dat door iemand binnen de familie- of amoureuze relatie van het slachtoffer is/wordt gepleegd, ongeacht de plaats waar het geweld wordt gepleegd. Bij relationeel geweld gaat het om lichamelijke en/of seksuele geweldpleging, emotioneel en/of psychologisch en/of verbaal geweld, belaging en/of bedreiging, al dan niet met beschadiging van goederen, waarbij de verdachte en het slachtoffer bloed- en of aanverwanten van elkaar zijn of een (buitenechtelijke) liefdesrelatie met elkaar dan wel met de wederhelft van een gehuwd echtpaar hebben of hebben gehad en/of (huis) vrienden(innen) van elkaar zijn. Het gaat om zowel mannen, vrouwen als minderjarigen en/of ouderen die slachtoffer of dader kunnen zijn van geweld binnen de relationele sfeer. Kindermishandeling, partnermishandeling en oudermishandeling zijn vormen van relationeel geweld.
Uitgangspunten
Voorop staat dat relationeel geweld een probleem in en van onze samenleving is en dient te worden voorkomen. Bij preventie van relationeel geweld spelen de instanties in de zorg- en sociale sector en in het onderwijs een leidende rol. De bijdrage aan het voorkomen van relationeel geweld is voornamelijk van repressieve aard, namelijk in die gevallen waar iemand ondanks alle preventieve maatregelen toch in de fout gaat. In het kader van de justitiële aanpak van relationeel geweld, geldt dat relationeel geweld moet worden gestopt en bestraft. Daarom moet de dader altijd worden aangehouden en in voorlopige hechtenis worden genomen in gevallen van relationeel geweld waarin de politie moet interveniëren. Dit geldt ook voor die gevallen waarin het slachtoffer geen aangifte wil doen of de aangifte naderhand intrekt. In beginsel vindt ambtshalve vervolging plaats.
Hulpverlening slachtoffer en dader
Bij de start van een zaak en tijdens het vervolg ervan wordt steeds afgewogen of voldoende maatregelen zijn getroffen om de directe veiligheid van betrokkenen en anderen te waarborgen. Wanneer de opsporingsdiensten worden geconfronteerd met relationeel geweld is het van belang dat de hulpverlening aan slachtoffers onmiddellijk in gang wordt gezet. Verplichte begeleiding en opvang van slachtoffers geschiedt door het inschakelen van o.a. Bureau Slachtofferhulp, Fundacion Hende Muher den Dificultad, Departement Sociale Zaken, directie Voogdijraad en Bureau Sostenemi.
Vanwege de kwetsbare positie van minderjarigen dienen politie en OM bij de opsporing en vervolging van relationeel geweld jegens minderjarigen rekening te houden met de volgende verschillen ten opzichte van meerderjarige slachtoffers:
- de verschillen in juridische uitgangssituatie (de positie bij het zelf doen van aangifte versus aangifte doen namens het slachtoffer); de dubbele afhankelijkheidsrelatie van minderjarigen (wettelijk en sociaal) tegenover de vaak enkelvoudige afhankelijkheidsrelatie van meerderjarige slachtoffers (alleen sociaal);
- de diagnostische (on)mogelijkheden bij medisch onderzoek naar letsel.
Het kind neemt een bijzondere positie in bij relationeel geweld, hetzij als slachtoffer, hetzij als getuige. De politie dient in gevallen waarin onderzoek wordt gedaan naar relationeel geweld en waar kinderen bij betrokken zijn, dit onmiddellijk te melden aan Bureau Sostenemi en de directie Voogdijraad. Het kind dat getuige is van relationeel geweld moet in de benadering beschouwd worden als slachtoffer. Ten aanzien van minderjarige kinderen die getuige zijn geweest van relationeel geweld geldt dat zij én hun ouders zo spoedig mogelijk na het optreden van het geweldsincident worden verwezen naar de voor hen meest geschikte vorm van hulpverlening, die op een zeer korte termijn daadwerkelijk moet starten.
Voorts is van belang dat het slachtoffer adequaat wordt geïnformeerd over het verloop van de procedure. Bij het bestrijden van relationeel geweld moet recidive worden voorkomen. Daarom is het noodzakelijk dat daderhulpverlening in een zo vroeg mogelijk stadium geïntegreerd wordt in de strafrechtelijke aanpak van relationeel geweld. De politie dient daarom de Reclassering onmiddellijk te informeren over gevallen van relationeel geweld. De Reclassering is de noodzakelijke verbindingsschakel tussen OM en daderhulpverlening. De strafrechtelijke reactie fungeert als ‘stok achter de deur’ voor de dader om deze hulpverlening aan te vangen en te voltooien. Daderhulpverlening moet onder meer gericht zijn op herstel van de ontstane normvervaging bij de dader en het aanleren van methodieken ter voorkoming van recidive.
Contactfunctionaris
Er wordt bij het OM een contactfunctionaris (afdeling Beleid & Strategie) aangewezen. De contactfunctionaris is verantwoordelijk voor het overall coôrdineren van het beleid ten aanzien van de aanpak van relationeel geweld.
Voor het verwezenlijken van een voortvarende aanpak tegen relationeel geweld is nauwe samenwerking tussen het OM, de politie, de Reclassering en de andere partners nodig. Deze samenwerking vindt o.a. plaats in het Veiligheidshuis en zal nader uitgewerkt worden in schriftelijke werkafspraken en actueel worden gehouden. Tenminste eenmaal per jaar wordt door de contactfunctionaris door tussenkomst van de hoofdofficier van Justitie aan de procureur-generaal gerapporteerd over de samenwerking tussen genoemde diensten. De taken van de contactfunctionaris zijn:
- Het maken van afspraken met de politie met betrekking tot vroeg-herkenning om zo escalatie van mogelijk geweld te voorkomen.
- Het treffen van maatregelen, indien voor de veiligheid van het slachtoffer gevreesd wordt. Het bevorderen van en toezien op een uniforme en parket brede voortvarende afdoening van zaken van relationeel geweld.
- Het in samenwerking met de Reclassering en overige partners in het Veiligheidshuis inventariseren van de mogelijkheden van daderhulpverlening. Daar waar een tekort aan mogelijkheden tot daderhulpverlening wordt geconstateerd, wordt met deze partners gezocht naar de totstandkoming van een toereikend aanbod. De procesmanager van het Veiligheidshuis is in dit verband de essentiële schakel met de Hoogambtelijke Stuurgroep om tekortkomingen te signaleren.
- Het actueel houden en monitoren van werkafspraken (inclusief termijnen) met de partners in het Veiligheidshuis met betrekking tot de integratie van daderhulpverlening in de strafrechtelijke aanpak van deze geweldszaken. In elke fase van de procedure is het OM er verantwoordelijk voor dat sluitende afspraken worden gemaakt om het slachtoffer van tevoren te informeren over het tijdstip waarop en de voorwaarden waaronder de verdachte in vrijheid wordt gesteld. In het bijzonder wordt aandacht gevraagd voor die gevallen waarin de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis schorst. De contactfunctionaris maakt hierover ten behoeve van alle relationeel geweldzaken ter zake afspraken met de politie en de rechtbank c.q. rechtercommissaris.
Opsporing
De politie houdt de verdachte terstond aan indien sprake is van een redelijk vermoeden van schuld en meldt dit aan de piketofficier. In geval van constatering buiten heterdaad wordt de verdachte, indien sprake is van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en toestemming is gekregen van de officier van Justitie, zo spoedig mogelijk aangehouden. Wanneer voor het (de) geconstateerde feit(en) geen voorlopige hechtenis is toegestaan, wordt de verdachte ontboden op het politiebureau.
De politie bekijkt (de omgeving van) de plek waar het relationeel geweld heeft plaatsgevonden als een ‘plaats delict’ en maakt aantekeningen over de situatie. Bij het veilig stellen van de sporen is het tevens van belang dat het letsel zo duidelijk mogelijk wordt omschreven en vastgelegd met het oog op een juiste interpretatie ervan. Met het oog op de vastlegging en analyse van letsels bij levenden (slachtoffer en verdachte) dient in eerste instantie contact te worden opgenomen met de technische recherche (BFTO). In complexere gevallen is het mogelijk ondersteuning te vragen aan de Forensisch Patholoog.
Lichamelijk letsel en vernielingen worden — met toestemming van het slachtoffer — zoveel mogelijk fotografisch vastgelegd. De gegevens worden in een als ‘relationeel geweld’ geoormerkt dossier gevoegd. Eventueel aanwezige getuigen worden door de politie ter plaatse kort gehoord en later indien nodig uitgebreid gehoord.
Proces-verbaal van aangifte
Bij kennisneming van relationeel geweld informeert de politie het slachtoffer over het strafproces en beweegt de politie het slachtoffer zoveel mogelijk tot het doen van aangifte en bij belaging tot het indienen van een klacht. Een slachtoffer van relationeel geweld wordt voor hulpverlening door de politie onmiddellijk doorverwezen naar Bureau Slachtofferhulp en andere aangewezen instanties, zoals Voogdijraad en Bureau Sostenemi. Bovendien laat de politie het slachtoffer in de aangifte gemotiveerd aangeven of hij/zij de wens heeft dat een straat- of contactverbod wordt opgelegd aan de verdachte.
Wanneer sprake is van zedenproblematiek is van belang dat tijdig wordt onderkend of er sprake is van samenloop van een zedendelict en relationeel geweld. Het is mogelijk om tegelijkertijd zowel voor een zedendelict als voor relationeel geweld te vervolgen. Voor relationeel-geweldzaken geldt dat in beginsel ambtshalve vervolging plaatsvindt. Voor zedenzaken kan dat anders liggen. Uitzondering is de situatie waarin de geestelijke en/of lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig is/wordt bedreigd en het slachtoffer zich evident in een afhankelijkheidspositie bevindt. De politie raadpleegt te alten tijde de piketofficier van Justitie.
De politie ziet erop toe dat de adresgegevens van een slachtoffer niet in het proces-verbaal worden vermeld. De adresgegevens worden nooit in het proces-verbaal opgenomen als het slachtoffer zich op een schuiladres bevindt. Dit geldt ook voor de adresgegevens van minderjarige kinderen die op een ander adres zijn ondergebracht.
Alle aangiften van relationeel geweld worden onverwijld ter beoordeling voorgelegd aan een hulpofficier van Justitie.
Verhoor verdachte/aangever/getuige
Het verhoor van de verdachte en/of aangever en/of getuige wordt toegespitst op de data, tijdstippen en locaties waar de precies benoemde strafbare feiten zouden hebben plaatsgevonden, mede ter verkrijging van inzicht in de stelselmatigheid van het relationeel geweld. Ter zake van het horen van kinderen moet in de regel terughoudendheid worden betracht. Gelet op de loyaliteitsconflicten die kunnen ontstaan, worden kinderen alleen als getuige gehoord als dat echt noodzakelijk is voor de bewijsvoering.
In een verhoor komen alle elementen uit de aangifte en/of de verklaring van het slachtoffer en/of de aangever en/of de getuige(n) aan bod. In het proces-verbaal van verhoor van de verdachte wordt diens eventuele bereidheid om deel te nemen aan daderhulpverlening vermeld. De politie verifieert tijdens of na het verhoor de genoemde data, tijdstippen, locaties enz. aan de hand van eerdere mutaties, gegevens van de huisarts enz..
Inverzekeringstelling
De politie meldt de inverzekeringstelling van de verdachte onmiddellijk aan de Reclassering. Om de Reclassering te attenderen op de wenselijkheid van het verlenen van vroeghulp aan de verdachte, dient de politie de melding te oormerken als relationeel-geweldzaak. Het is van groot belang dat de politie de Reclassering onverwijld op de hoogte stelt vanwege de adviserende rol van de Reclassering in het proces. Tijdens de inverzekeringstelling voert de hulpofficier overleg met de piketofficier van Justitie over de vraag of de verdachte moet worden voorgeleid aan de rechter-commissaris, of moet worden heengezonden met een dagvaarding. In beide gevallen doet de officier van Justitie een geoormerkt verzoek aan de Reclassering om advies uit te brengen. In geval van recidive en daar waar mogelijk en opportuun wordt de verdachte voorgeleid. Bij schorsing van de voorlopige hechtenis worden, indien geadviseerd door de Reclassering, bijzondere voorwaarden opgelegd.
Vroeghulp door Reclassering
De politie meldt de inverzekeringstelling van de verdachte onmiddellijk aan de Reclassering. Bij de Reclassering vindt de eerste registratie en toedeling van de zaken plaats. Naar aanleiding van de melding verricht de Reclassering vroeghulp op het politiebureau, het Huis van Bewaring of de balie van de Reclassering. Tijdens een vroeghulpbezoek wordt een inschatting gemaakt van het recidiverisico en de beïnvloedbaarheid van de verdachte. De Reclassering geeft tijdens de inverzekeringstelling binnen 3 werkdagen een schriftelijk of mondeling advies over daderhulpverlening en de noodzaak van bijzondere voorwaarden. Bij verlenging van de inverzekeringstelling stelt de Reclassering binnen 10 dagen een adviesrapport voor het OM en/of de rechter-commissaris op.
Aangifte en vervolging
Uitgangspunt is dat in zaken van relationeel geweld waarvan de politie kennis krijgt, aangifte wordt gedaan door het slachtoffer. Indien een slachtoffer in een later stadium aangeeft de aangifte te willen intrekken, moet door de politie worden uitgelegd dat de dader desalniettemin wordt vervolgd, maar dat het slachtoffer wel een brief aan de officier van Justitie kan schrijven met de eigen mening over de wenselijkheid van strafvervolging. Ook wanneer het slachtoffer in een dergelijke brief de aangifte nuanceert of aangeeft niet te willen dat de verdachte wordt gestraft, blijft vervolging het uitgangspunt.
Wanneer het slachtoffer uitdrukkelijk aangeeft geen aangifte te willen doen, wordt zoveel mogelijk bewijs verzameld ten behoeve van een ambtshalve vervolging. In gevallen waarin het slachtoffer uitdrukkelijk geen aangifte wil doen én er onvoldoende grond bestaat de verdachte ambtshalve te vervolgen, kan de Reclassering een gesprek aangaan met de verdachte en het slachtoffer om beiden te attenderen op hulpverleningsmogelijkheden. Het is gewenst dat de weergave van een dergelijk gesprek geregistreerd wordt ten behoeve van de dossiervorming in relationeel-geweldzaken.
De mogelijkheid van een voorwaardelijk sepot bestaat in bewijsbare zaken van relatief geringe ernst, waarbij op grond van het adviesrapport van de Reclassering de bijzondere voorwaarde kan worden opgelegd van toezicht door de Reclassering en in het kader van dit toezicht deelname aan een vorm van daderhulpverlening en toestemming voor het spreken van referenten, te weten o.a. slachtoffer. Een voorwaardelijk sepot met bijzondere voorwaarde verdient de voorkeur. In relationeel-geweldzaken dient altijd de executie-indicator te worden geplaatst.
Inverzekeringstelling
Indien een verdachte in verzekering is gesteld, neemt de hulpofficier van Justitie contact op met de (piket)officier van Justitie teneinde de (verdere) aanpak van de zaak te bespreken. De (piket)officier van Justitie verifieert of sprake is van relationeel geweld. Indien er gronden zijn voor voorlopige hechtenis, wordt de verdachte voorgeleid aan de rechter-commissaris. Wanneer de (piket)officier van mening is dat heenzending kan plaatsvinden, ziet deze erop toe dat een advies van de Reclassering wordt aangevraagd met het verzoek om te rapporteren over de mogelijkheden voor daderhulpveriening en de noodzaak van bijzondere voorwaarden. De aanvraag wordt door het OM geoormerkt als betrekking hebbend op een relationeel-geweldzaak. Tevens ziet de (piket)officier van Justitie toe op uitreiking van een dagvaarding aan de verdachte dan wet een oproeping voor een TOM-zitting.
Wanneer de (piket)officier van Justitie van oordeel is dat de verdachte moet worden voorgeleid aan de rechter-commissaris, ziet de (piket)officier erop toe dat een advies van de Reclassering wordt aangevraagd. Vervolgens ziet de (piket)officier erop toe dat zowel de raadsman van de verdachte als de rechter-commissaris ten tijde van de voorgeleiding beschikken over een kopie van de aanvraag van het advies.
Schorsing voorlopige hechtenis
Indien (nog) geen advies van de Reclassering beschikbaar is met een beschrijving van het eventuele hulpverleningsaanbod aan de verdachte, verzet het OM zich tegen schorsing van de voorlopige hechtenis. Als schorsing van de voorlopige hechtenis geïndiceerd is, bevordert het OM zoveel mogelijk het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals deelname aan daderhulpverlening of reclasseringsbegeleiding en/of een straat- of contactverbod. Het OM ziet erop toe dat het slachtoffer, de politie en de Reclassering tijdig van de beslissing van de rechtercommissaris op de hoogte worden gesteld. Na schorsing van de voorlopige hechtenis ziet de officier erop toe dat de zaak binnen zes maanden op zitting of een TOM-zitting wordt aangebracht. Voor zover mogelijk wordt ernaar gestreefd de termijn van zes maanden te beperken tot drie maanden.
Het OM maakt afspraken met politie en Reclassering ten behoeve van de controle op de naleving van de voorwaarden. Bij wetenschap van overtreding door de verdachte van de voorwaarden die gesteld zijn in de beschikking tot schorsing van de voorlopige hechtenis, berichten politie of Reclassering onverwijld de (piket)officier van Justitie. Op basis van een advies van de Reclassering beveelt het OM de aanhouding van de verdachte en vordert het OM de opheffing van de schorsing bij het Gerecht in Eerste Aanleg.
Reclasseringsadvies
Op aanvraag van het OM stelt de Reclassering in het kader van de afhandeling van de strafzaak een reclasseringsadvies op. Daarin wordt op basis van een diagnose een inschatting gemaakt van het recidiverisico, de mogelijkheden voor daderhulpverlening en de noodzaak van bijzondere voorwaarden. Standaard wordt in elk reclasseringsadvies opgenomen wat de stand van zaken van de behandeling tot nog toe is. Op basis van de diagnose wordt een gericht strafadvies afgegeven, waarbij wordt ingegaan op de mogelijk te stellen bijzondere voorwaarden. De officier van Justitie of de advocaat-generaal ziet erop toe dat ter zitting een actuele rapportage overgelegd kan worden. In hoger beroep en/of na langdurige aanhouding van de zaak kan een aanvullende rapportage worden aangevraagd.
Extra aandachtspunt bij strafvordering
Indien de verdachte reeds is begonnen aan een vorm van daderhulpverlening of bereid is daaraan mee te werken, kan een (deels) voorwaardelijke straf worden geëist met een proeftijd en een bijzondere op zorg gerichte voorwaarde. Tevens kan gevorderd worden dat de verdachte zich houdt aan een straat- of contactverbod. Wanneer is gebleken dat de verdachte niet in aanmerking komt voor daderhulpverlening, richt het OM zich alleen op de normhandhaving en is het vorderen van een zwaardere taakstraf of van een vrijheidsstraf geïndiceerd.
OVERGANGSRECHT
De Aanwijzing Relationeel Geweld d.d. 3 april 2019 wordt hierbij ingetrokken. Met deze aanwijzing, die geldig is vanaf de datum van inwerkingtreding zijn enkele taalfouten verbeterd, is de stijl aangepast en de rol van de contactpersoon van het OM verduidelijkt.
Oranjestad, 1 februari 2022.
B. ter Steege
procureur-generaal