|

Rechtskarakter

Aanwijzing in de zin van artikel VI. 26 Staatsregeling Aruba, artikel 14 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 3 en 4 van de Landsverordening Openbaar Ministerie en artikel 8 van de Landsverordening politie.

Afzender
Procureur-generaal van Aruba

Adressaat

  • Hoofdofficier van justitie van Aruba
  • Korpschef politie Aruba
  • Diensthoofden (overige) opsporingsinstanties op Aruba

Registratienummer
7933/2021

Datum inwerkingtreding
11 februari 2021

Deze aanwijzing geeft (spel)regels voor de inzet van voorlichting over opsporing en vervolging. Uitgangspunt hierbij is dat het Openbaar Ministerie (OM), de politie en andere opsporingsinstanties actief en gericht voorlichting geven. Deze aanwijzing is geplaatst op de website van het OM.

1. Inleiding

De maatschappelijke opdracht van het OM, de politie en andere opsporingsinstanties brengt niet alleen de verantwoordelijkheid mee om een effectieve bijdrage te leveren aan een veilige en rechtvaardige samenleving. Het vereist ook dat interventies zichtbaar, merkbaar en herkenbaar zijn voor slachtoffers, daders en hun omgeving en dat het OM, de politie en andere opsporingsinstanties open zijn over hun afwegingen. De samenleving heeft daarnaast het recht om juist en tijdig geïnformeerd te worden over het werk van het OM in het algemeen en de ontwikkelingen in concrete (opsporings)onderzoeken en strafzaken in het bijzonder. Transparantie vergroot het vertrouwen in het OM, de politie en andere opsporingsinstanties en daarmee in de rechtsstaat. Dit is uiteindelijk in het belang van de opsporing.

In deze aanwijzing worden de verschillende verantwoordelijkheden van het OM en (met name) de politie doorgetrokken naar de wijze waarop zij inhoud geven aan de voorlichting over opsporing en vervolging.

De politie is primair zelf verantwoordelijk voor de woordvoering over haar feitelijke taakuitvoering. Het OM is de eindverantwoordelijke voor zowel het eigen voorlichtingsbeleid als dat van de politie. Het OM is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Strategische keuzes ten aanzien van de opsporing, zoals de selectie en omvang van onderzoeken en strafvorderlijke beslissingen zijn eveneens de verantwoordelijkheid van het OM.

2. Opsporingsberichtgeving

Opsporingsberichtgeving is een opsporingsmiddel in strafvorderlijke zin, waarbij de hulp van het publiek wordt ingeroepen via de (social) media en andere openbare berichten, om voor het opsporingsonderzoek relevante informatie te verkrijgen, op basis van specifiek aan het publiek gestelde vragen. Opsporingsberichtgeving is geen voorlichting en dient daarmee dan ook niet verward te worden. Deze aanwijzing heeft dan ook geen betrekking op opsporingsberichtgeving.

3. Selectiviteit

Het OM en de politie streven naar integere en zo volledig mogelijk informatieverstrekking en verwachten eenzelfde streven aan de zijde van de media. Daarnaast nemen het OM en de politie zelf verantwoordelijkheid door niet zonder deze voorafgaande toets informatie te verschaffen aan de media. En daarbij geldt als uitgangspunt dat aan alle media een gelijke kans wordt geboden tegelijkertijd over dezelfde informatie te beschikken.

Het OM en de politie streven naar een integere, objectieve, onpartijdige en zo volledig mogelijke informatieverstrekking aan het publiek. Verzoeken om interviews of informatie van de media zullen daarom altijd vanuit dat uitgangspunt worden beoordeeld. Hiermee wordt getracht te waarborgen dat ook na de verstrekking met die informatie op soortgelijke wijze wordt omgegaan. Het OM en de politie zullen niet zonder deze voorafgaande toets informatie verschaffen aan de media.

4. Belangenafweging

Bij de voorlichting over (opsporings)onderzoeken en strafzaken is van groot belang dat de juiste balans wordt gevonden tussen openheid en transparantie enerzijds en de belangen van een eerlijke procesgang, het opsporingsbelang en de privacy van betrokkenen anderzijds. Het OM heeft ook de opdracht om toe te zien op het waarborgen van die belangen, waarbij de rollen van de rechter en de advocaat worden gerespecteerd.

Dit betekent dan ook dat in ieder geval een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds openheid en transparantie en anderzijds het onderzoeksbelang. Het uitgangspunt hierbij is: transparantie wanneer het mogelijk is en terughoudendheid wanneer het nodig is. Bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten en verdachten is de waarheidsvinding de primaire taak en het uiteindelijke doel. Het verstrekken van informatie aan de media kan het onderzoek naar de ware toedracht schaden, daarom kan het onderzoeksbelang een reden zijn om bepaalde informatie gedurende een bepaalde periode niet (volledig) openbaar te maken. Het OM streeft ernaar zo snel als dat kan alsnog meer openheid van zaken te geven.

5. Informatieverstrekking

5.1 Beleid

Degene die namens het OM de media te woord staat, is een professional met ervaring in omgang met de media. Dat zal vooral de persvoorlichter zijn van het OM, maar kan in voorkomende gevallen ook een officier van justitie zijn. In maatschappelijk zeer gevoelige zaken kan de hoofdofficier van justitie een toelichting geven.

OM en politie hanteren een (pro)actief en alert communicatiebeleid. Voor het gewenste effect kan de hele bandbreedte aan communicatiemiddelen worden ingezet. Daarbij gelden dezelfde hoge normen van zorgvuldigheid, niet in de laatste plaats vanwege het permanente karakter van het internet, waarop alle berichtgeving uiteindelijk terechtkomt. De belangen van slachtoffers en eventuele nabestaanden dienen daarbij zwaar te wegen. Ontwikkelingen in de berichtgeving worden nauwgezet gevolgd om te kunnen bepalen of aanvullende berichtgeving gewenst is om een feitelijk onjuiste beeldvorming te corrigeren. Dit uitgangspunt geldt ook voor het OM en de politie. Wanneer blijkt dat de aanvankelijke berichtgeving van het OM of de politie onvolledig of misschien zelfs onjuist is geweest, wordt hiervan zo spoedig mogelijk melding gemaakt. Daarbij geldt als uitgangspunt dat degene die de betreffende informatie heeft gemeld, dit doet. Dit draagt bij aan het vertrouwen in het OM en de politie. Vanzelfsprekend dient onvolledige of onjuiste berichtgeving die nog niet tot publicatie heeft geleid bij het betreffende medium te worden gecorrigeerd voor dat deze berichtgeving naar buiten wordt gebracht. Ook een onjuiste vertaling kan aanleiding vormen dit door een persbericht recht te zetten.

Indien een verdachte niet langer als zodanig wordt aangemerkt en er over de verdenking in een eerder stadium actieve voorlichting heeft plaatsgevonden, dan dient dit – eventueel na overleg met de gewezen verdachte of diens raadsman – actief te worden gecommuniceerd.

5.2 Verstrekking van persoonsgegevens

Informatie over personen kan worden verstrekt, waarbij in beginsel wordt volstaan met het verstrekken van initialen, geslacht, leeftijd en land. Andere gegevens worden niet verstrekt, dit zal al snel kunnen leiden tot identificatie. Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is in een rechtsstaat eveneens van groot belang.

Indien een verdachte zelf de media (op)zoekt, gaat het OM ervan uit dat de verdachte geen bezwaar heeft tegen bevestiging van zijn personalia, mitsdien daar naar gevraagd. Ingeval een publiekelijk bekend persoon bij een strafzaak is of lijkt te zijn betrokken als verdachte of slachtoffer, dan is de kans groot dat de media aandacht zal besteden aan de zaak. Ook in dat geval geldt onverkort de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte en andere betrokkenen.

Daarnaast kan het OM of de politie besluiten een persbericht uit te brengen wanneer bepaalde onderzoeksgegevens, zoals de verdenking(en) of persoonsgegevens van de verdachte(n)  al door diverse bronnen zijn gemeld en als algemeen bekend mogen worden verondersteld, wanneer daardoor misverstanden of onjuistheden dienen te worden rechtgezet of  genuanceerd. Voordat aanvullende informatie aan de pers wordt verstrekt, zal het OM zo mogelijk contact opnemen met de advoca(a)t(en) van de betrokken partij(en) in de strafzaak om deze te informeren.

5.3 Slachtoffer

In de zwaardere strafzaken, bijvoorbeeld moord, doodslag en ernstige zedenzaken, kan het publiceren van details grote impact hebben voor het slachtoffer en/of de nabestaanden. Daarom is het uitgangspunt dat het OM en de politie in die gevallen terughoudend zijn in de communicatie en nemen zij, indien mogelijk, contact op met het slachtoffer, de nabestaanden of hun advocaat voordat de media worden geïnformeerd.

5.4 Advocaat

Als uit een publicatie of een optreden in de media blijk dat de advocaat van een verdachte zelf met informatie over de verdachte of over de zaak naar buiten is getreden, dan neemt het OM als uitgangspunt dat de verdachte er geen bezwaar tegen heeft dat het OM in de media reageert. Hierbij geldt dat niet verder zal worden gegaan dan te reageren op de informatie die door de verdachte en/of zijn advocaat is prijsgegeven. Hierbij geldt eveneens als uitgangspunt dat het OM zich houdt aan het verbod ‘trial by media’ en zich aldus niet laat verleiden tot een (langdurige) discussie over een zaak via de media.

5.5. Afstemming met de politie

Tot het moment dat een verdachte wordt voorgeleid aan de rechter-commissaris (ter toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling of ten behoeve van een bewaring), is de berichtgeving in beginsel aan de politie, daarna is de woordvoering aan het OM. Ook na de voorgeleiding kan er voor de politie echter nog een belangrijke rol zijn weggelegd in de communicatie met de pers. Zo kan communicatie door de politie een bijdrage leveren aan de vermindering van gevoelens van onrust of onveiligheid. De politie beperkt zich wel tot de operationele kant van de zaak. Ook het doorverwijzen naar het OM is hier een optie. Mocht blijken dat het OM vragen krijgt over de operationele kant van de zaak dan verwijst het OM door naar de politie.

In overleg met de politie kan het OM besluiten om de woordvoering in een eerder stadium over te nemen, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een gevoelige en geruchtmakende zaak of bij een projectmatig en langdurig opsporingsonderzoek. De politie wordt geïnformeerd voordat het OM in een gevoelige of geruchtmakende zaak een persbericht verstuurt. Bestaan er inhoudelijke bezwaren bij de politie tegen het uit te brengen persbericht, dan vindt nadere afstemming al dan niet tussen de hoofdofficier van justitie en de korpschef plaats. Persberichten die (mede) betrekking hebben op ernstige verstoringen van de openbare orde worden daarnaast afgestemd met de minister.

In gevoelige en geruchtmakende zaken trekken OM en politie gezamenlijk op. In dat geval kan de woordvoering uit beider naam worden gedaan. In zo’n zaak vindt er voortdurend afstemming plaats. Als rode draad geldt dat de communicatie in zo’n zaak tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de vermindering van gevoelens van onrust of onveiligheid.

De woordvoering over onderzoeken door de Landsrecherche ligt in alle gevallen bij het OM.

5.6. Berichtgeving na voorgeleiding

De beslissing van de rechter-commissaris om een verdachte al dan niet in bewaring te stellen, geldt als uitgangspunt voor verdere berichtgeving. Het OM kan vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid en in voorkomende gevallen reageren op rechterlijke beslissingen, maar zal zich daarbij beperken tot het doen van feitelijke mededelingen. Het geven van een inhoudelijke toelichting op of motivering van een rechterlijke beslissing ligt bij het Gemeenschappelijk Hof i.c. het Gerecht.

5.7. Berichtgeving na afdoeningsbeslissing

Zaken die grote maatschappelijke en/of politieke belangstelling ondervinden en die door het OM worden afgedaan – bijvoorbeeld omdat de zaak wordt geseponeerd of omdat de verdachte een bijzondere of hoge transactie wordt aangeboden – worden actief door middel van een persbericht, gemeld. Dat geldt ook rechtspersonen.

5.8 Berichtgeving tijdens de zitting

Tot de primaire taken van het OM behoort het optreden ter zitting. Daar legt het OM in het openbaar verantwoording af over het eigen handelen en het handelen van functionarissen en instanties die onder het gezag van het OM opereren. De rechter heeft de bevoegdheid toestemming te verlenen aan vertegenwoordigers van de audiovisuele media voor het filmen van de opkomst van de rechter(s). Het OM sluit aan bij de beslissing van de rechter. Als die toestemming is gegeven, mag ook, gelet op de publieke functie van een officier van justitie, de opkomst van het OM, de voordracht van de zaak en het uitspreken van het requisitoir worden gefilmd, tenzij naar het uiteindelijk oordeel van de hoofdofficier van justitie c.q. procureur-generaal (die verantwoordelijk is voor de veiligheid van officieren van justitie respectievelijk advocaten-generaal) evidente bezwaren bestaan met het oog op de veiligheid.

Vanzelfsprekend kan na de openbare zitting het requisitoir worden toegelicht aan de pers. In sommige zaken kan het OM ook kiezen voor het verstrekken van een (deels) geanonimiseerde kopie, een uittreksel, of een factsheet van het requisitoir. Overigens geldt ook na de openbare zitting, waar allerlei privacygevoelige informatie in het openbaar is behandeld, het eerder genoemde uitganspunt ten aanzien van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van verdachten, slachtoffers, nabestaanden, getuigen en andere betrokkenen.

Zittingen waar minderjarige verdachten terechtstaan, zijn besloten. Het OM kan direct na afloop van de besloten zitting de eis tegen de minderjarige verdachte bekend maken en een toelichting daarop geven. In bijzondere gevallen kan, bijvoorbeeld om geruchten tegen te gaan of om onjuiste informatie uit de media te houden, extra informatie over het delict of de verdachte worden gegeven.

5.9 Berichtgeving na de uitspraak

Het OM neemt vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid de ruimte om in de media te reageren op uitspraken van de rechter. Indien de officier van justitie heeft besloten hoger beroep in te stellen tegen een vonnis, dan wordt dat door het OM aan de media gemeld.  De advocaat-generaal informeert via de woordvoerder de media over zaken waarin door het OM beroep in cassatie is ingesteld.

5.10 Bijzondere zaken

  • De woordvoering over de opsporing van een ontsnapte gedetineerde ligt in beginsel bij de politie.
  • Als een medewerker van een opsporingsinstantie als verdachte betrokken is bij een zaak, ligt de woordvoering over het onderzoek bij het OM, ook als er (nog) geen sprake is van een onderzoek door de Landsrecherche. De woordvoering over de arbeidsrechtelijke positie van en eventuele disciplinaire maatregelen tegen de verdachte ligt bij de werkgever van de verdachte.
  • Als een medewerker van het OM of de Landsrecherche disciplinair wordt ontslagen of onderwerp is van een onderzoek als gevolg van een integriteitsschending gerelateerd aan het werk, informeert het OM de media hierover. Daarbij wordt aangegeven of de medewerker al dan niet tot het rechterlijke personeel (officieren van justitie/advocaat-generaal) behoort. In het geval een disciplinaire maatregel tegen een rechterlijk ambtenaar wordt opgelegd, wordt ongeacht of de schending gerelateerd is aan het werk, de media ingelicht. Als een medewerker van het OM of een bij de Landsrecherche aangestelde opsporingsambtenaar een disciplinaire maatregel krijgt opgelegd – niet zijnde disciplinair ontslag – worden de media desgevraagd geïnformeerd. Over de inhoud van de maatregel wordt in beginsel niet (extern) gecommuniceerd.

6. Overgangsrecht

Deze aanwijzing is geldig vanaf de datum van inwerkingtreding.

Oranjestad, 11 februari 2021

B. ter Steege

procureur-generaal

Comments are closed.

Close Search Window