|

Download dit document als PDF

Rechtskarakter

Aanwijzing in de zin van artikel VI. 26 Staatsregeling Aruba, artikel 14 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 3 en 4 van de Landsverordening op het Openbaar Ministerie en artikel 8 van de Landsverordening politie.

Afzender

procureur-generaal van Aruba

Adressaat

  • Hoofdofficier van justitie van Aruba
  • Korpschef politie Aruba
  • Commandant der Koninklijke Marechaussee
  • Diensthoofden (overige) opsporingsinstanties op Aruba
  • President van het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba
  • De voorzitter van de Commissie Voorwaardelijke Invrijheidstelling
  • Directeur van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming
  • Orde van Advocaten

Registratienummer

7934/2021

Datum inwerkingtreding

11 februari 2021

Achtergrond

Deze richtlijn gaat over het informeren van slachtoffers van zedendelicten en ernstige levensdelicten bij (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een slachtoffer van een zedendelict en/of een ernstig levensdelict altijd wordt geïnformeerd voordat de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld.

Algemeen

Zedendelicten zijn ernstige schendingen van de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Zedenzaken zijn ingrijpende zaken die vaak veel emoties oproepen. Ingrijpend in de levens van degenen die het betreft. En ingrijpend vanwege de impact die zedenzaken hebben op de omgeving van de betrokkenen en op de samenleving als geheel. Maar ook ingrijpend voor mensen die ten onrechte beschuldigd worden van het plegen van een zedendelict. Met de belangen van al deze betrokkenen dient in de verschillende fases van het op waarheidsvinding gerichte opsporingsonderzoek en de vervolging zo goed mogelijk rekening te worden gehouden. Dit vraagt om uiterste zorgvuldigheid tijdens onderzoek, vervolging, maar evenzo goed bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Levensdelicten zijn voornamelijk op te delen in drie categorieën, namelijk (poging tot) moord, (poging tot) doodslag en dood door schuld. Moord is iemand met voorbedachte raad om het leven brengen. Moord is één van de zwaarste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent. Doodslag is iemand opzettelijk om het leven brengen. Het kenmerkende verschil met moord is dus dat moord met voorbedachte raad wordt gepleegd en doodslag niet. Deze levensdelicten zijn ernstige delicten waar hoge straffen op staan. Op dood door schuld staat relatief gezien een minder hoge straf, maar dit wordt nog steeds als een ernstig delict beschouwd. Alle drie de levensdelicten zijn ernstige delicten.

Terugdringen van recidive

Het terugdringen van recidive is ook een belangrijke taak van het Openbaar Ministerie. Het voorkomen van recidive dient bevorderd te worden door het opleggen van gedragsaanwijzingen en het vorderen van vrijheidsbeperkende maatregelen en bijzondere voorwaarden. Met name bij ‘first offenders’ die recidivegevoelige delicten plegen, kan een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf, gericht op effectieve gedragsbeïnvloeding het meest passend zijn. Daarbij kunnen naast de algemene voorwaarde dat de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten zal plegen ook bijzondere voorwaarden worden ingezet. Een stok achter de deur betekent in het algemeen iets als ‘een dreigement’, ‘de dreiging van negatieve gevolgen als je ergens niet aan kunt of wilt voldoen’. Als de veroordeelde zich niet houdt aan de voorwaarden kan hij weer opnieuw worden opgesloten. 

Informeren van slachtoffers

  • Slachtoffers van zedenmisdrijven dienen tijdig geïnformeerd te worden dat veroordeelden op vrije voeten worden gesteld. De zedenofficier wordt tijdig door de juridisch medewerker, belast met de KIA[1]-portefeuille, op de hoogte gebracht over de datum van de – mogelijke – (voorwaardelijke) invrijheidstelling van de veroordeelde.  
  • Het slachtoffer wordt minimaal vier (4) weken voor de – mogelijke –  (voorwaardelijke) invrijheidstelling  van de veroordeelde geïnformeerd, dat de veroordeelde op vrije voeten zal worden gesteld. Dit wordt door middel van een brief (zowel in het Nederlands als in het Papiaments) aan het slachtoffer kenbaar gemaakt. Omdat eventuele door de reclassering geadviseerde voorwaarden horende bij een voorwaardelijke invrijheidstelling, alsook het advies van de Commissie Voorwaardelijke Invrijheidstelling, doorgaans pas zeer kort voor de daadwerkelijke datum voorwaardelijke invrijheidstelling bekend zijn, zal de brief in die gevallen zeer algemeen van aard zijn. Bij door de rechter opgelegde voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, zal de brief deze voorwaarden kunnen benoemen (bijvoorbeeld een contactverbod).
  • In voornoemde brief wordt tevens aangegeven dat, indien het slachtoffer vragen heeft, hij of zij (of diens ouders/verzorgers) contact met het Openbaar Ministerie kunnen opnemen en indien het slachtoffer behoefte heeft een persoonlijk gesprek dit eveneens kenbaar kan maken. De zedenofficier zal vervolgens dit gesprek met het slachtoffer voeren. Zo nodig samen met een medewerker van slachtofferhulp. De brief wordt door de bode afgeleverd op het woonadres van het slachtoffer.
  • Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval, kan de politie (lees: de barioregisseur) ook op de hoogte gebracht worden van de (voorwaardelijke) invrijheidstelling van een zedendelinquent.
  • Bij (media)gevoelige zaken worden de hoofdofficier van justitie en de procureur-generaal  geïnformeerd.

Overgangsrecht

Deze aanwijzing is geldig vanaf de datum van inwerkingtreding.

Oranjestad, 11 februari 2021

B. ter Steege

procureur-generaal


[1] KIA= Korrektie Instituut Aruba

Comments are closed.

Close Search Window